Competitie Toernooi

Petanque Hageland

Pétanque : Terminologie

Boule Metalen bal.
But of Cochonet Kleine balletje.
Cirkel De plaats van waaruit men werpt, met een doorsnede van minimaal 35 en maximaal 50cm.
Mène Werpronde (vanaf inworp but tot als alle ballen gegooid zijn)
Pointeur Een speler die de ballen "plaatst".
Milieu De "middelste" speler, ofwel iemand die zowel kan tireren als pointeren
Tireur Een speler die de ballen weg schiet.
Pointer Plaatsen van de bal.
Tirer Wegschieten van een bal.
Tête à tête spel : één tegen één speler (3 ballen per speler)
Doublette spel : twee tegen twee spelers (3 ballen per speler)
Triplette spel : drie tegen drie spelers (2 ballen per speler)
Mêlée wedstrijdvorm waarbij de partner(s) door loting word(t)en bepaald.
Bâtard Een punt dat niet goed, maar ook niet slecht is. De tegenstander twijfelt meestal tussen plaatsen of schieten.
Biberon Dit is een situatie waarbij een boule tegen het but komt te liggen.
Boulodrôme Een terrein dat is ingericht voor het pétanque spel.
Carreau Dit is wanneer men een boule wegscheit en de eigen bal in de weggeschoten boule zijn plaats blijft liggen.
Casquette De tireur raakt de boule die hij moet wegschieten, doch deze blijft liggen.
Demie-portée Halfhoge plaatsbal.
Donnée Dit is de plaats welke uitgezocht is om de boule daar te laten neerkomen, waarvan men denkt dat de boule vanaf die plek het dichtst bij de but zal komen.
Raclette, rafle of raspaille De boule wordt rollende over de grond geschoten.
Fanny Verliezen met 13-0.